De wet zegt, dat een schuldeiser zich op het alle goederen van zijn schuldenaar – dat is dus iedereen die verbintenissen aangaat – met zijn gehele vermogen instaat voor de nakoming daarvan. Dat noemen we verhaalsrecht.
Een schuldeiser kan dus – als de schuldenaar zijn verplichtingen niet zelf nakomt – verhaal nemen op het gehele vermogen van de schuldenaar. Bij voorbeeld door beslag te leggen op zijn huis, of op zijn bankrekening.
De schuldeiser moet wel eerst een vonnis hebben van de rechter. Hij mag niet zelf iets van de schuldenaar wegnemen om daarmee de vordering te voldoen. Dat is eigenrichting, en dat is verboden. De verwezenlijken van je recht moet via de rechter. En de schuldenaar moet ook in verzuim zijn.
Met het vonnis in de hand kan de schuldeiser via de gerechtsdeurwaarder executoriaal beslag leggen. De goederen van de schuldenaar worden door de deurwaarder verkocht (te gelde gemaakt, oftewel ‘geliquideerd’), en uit de opbrengst wordt de schuldeiser betaald. Het restant wordt uitbetaald aan de schuldenaar zelf, na aftrek van de kosten van executie.
Wanneer er meerdere beslagen gelegd zijn namens meerdere schuldeisers, dan wordt de opbrengst door de deurwaarder van de 1e beslaglegger verdeeld, en als er wat overblijft gaat het restant weer naar de schuldenaar. Indien nodig vindt er een zgn. rangregeling plaats, waarin wordt vastgesteld welk deel van de opbrengst aan wie toekomt.
Als de opbrengst van de verkoop van een goed niet voldoende is om de vorderingen van alle schuldeisers te betalen, dan krijgen zij naar rato van hun vordering betaald. Dus als er bvb. twee schuldeisers zijn die beslag hebben gelegd, schuldeiser A met een vordering van EUR 20.000 en schuldeiser B met een vordering van EUR 10.000, en de opbrengst na aftrek van kosten is EUR 15.000, dan krijgt A EUR 10.000 en B EUR 5.000.
Wanneer er meerdere schuldeisers zijn die niet betaald worden, dan kunnen zij ook het faillissement van de schuldenaar aanvragen. Er moeten dus tenminste twee onbetaald blijvende schuldeisers zijn. Wordt de schuldenaar failliet verklaard, dan komt er een algeheel faillissementsbeslag te liggen op zijn gehele vermogen. Bij een executoriaal beslag wordt er slechts beslag gelegd op één of meer bepaalde goederen van de schuldenaar.
Na de faillietverklaring stelt de rechtbank een curator aan. En een rechter-commissaris uit de rechtbank, die toezicht houdt op het werk van de curator. De opdracht van de curator is om alle vermogensbestanddelen (dit noemt men de boedel) van de gefailleerde schuldenaar te gelde te maken, om daaruit alle schulden te betalen. De curator is dus een soort superdeurwaarder.
De schuldenaar verliest door het faillissement de beschikkingsbevoegdheid over zijn vermogen. Hij mag geen goederen meer verkopen en hij mag ook geen nieuwe schulden aangaan ten laste van de boedel.
Na de liquidatie maakt de curator een uitdelingslijst, aan de hand waarvan alle schuldeisers worden betaald. Als er na de liquidatie van het vermogen van de schuldenaar niet genoeg geld is om iedereen volledig te betalen, dan verdeelt de curator het saldo op de faillissementsrekening weer – net als bij een rangregeling – naar rato van de vorderingen van de schuldeisers.
Na de uitdeling wordt het faillissement opgeheven. Een natuurlijke persoon is dan weer uit het faillissement en mag weer zelf beschikken over zijn vermogen. Een rechtspersoon houdt na de opheffing op te bestaan.
Het faillissement is één van de insolventieprocedures die het Nederlandse recht kent. Daarnaast kennen we nog de surseance van betaling, de wettelijke schuldsanering voor natuurlijke personen (WSNP) en sinds 1 januari 2021 ook nog de WHOA.
MdV, 24-06-2021