De problematiek van de “lege boedels” is in insolventieland een veelbesproken onderwerp. Wat dit inhoudt? De curator wordt bij een faillissement betaald uit de failliete boedel. Maar als er geen geld in de boedel zit, dan krijgt de curator niets betaald voor zijn werk. Terwijl hij toch de boedel moet onderzoeken en verslag moet uitbrengen. Dat is natuurlijk vervelend want niemand werkt graag voor niets. Mede in verband met dit probleem is er al een aantal jaren discussie over de wijze van honorering van curatoren. Insolad heeft er al eens een commissie op gezet, en mr. G. van Dijck van de Universiteit van Tilburg heeft onderzoek gedaan naar de omvang van en mogelijke oplossingen voor het probleem.
Volgens de Faillissementswet doet de aanwezigheid van actief voor de beslissing tot faillietverklaring niet ter zake: het gaat er slechts om, of de schuldenaar is opgehouden te betalen, en of – als de aanvraag ingediend is door een schuldeiser – diens vordering geldig is (art. 6 Fw.). De laatste tijd is er een nieuwe trend. Curatoren proberen faillissementsvonnisen aan te tasten, wanneer er geen actief van betekenis is. De curator wordt dan – zo is de gedachte – onnodig met zijn taak en de daarbij te maken kosten opgezadeld, en dat is misbruik van recht. Bij het inleiden van een procedure moet er immers ook een “belang” zijn. In sommige gevallen heeft de rechter zo’n verzet van de curator toegewezen onder de overweging, dat de bestuurders van de facto failliete vennootschappen in plaats van het aanvragen van het faillissement van de vennootschap over hadden moeten gaan tot een zogenaamde “turboliquidatie”. Hoe zit dat allemaal?
Maandelijks archief: mei 2015
Incasso binnen Europa – Europese procedure voor geringe vorderingen
Zoals aangekondigd in het blog over het EBB zou dit een drieluik worden over incasso binnen Europa. Hierbij dan deel 3, de geringe vorderingen. Omdat de Europese Commissie het betalingsgedrag binnen de EU wil bevorderen, om zo ook de drempel voor intracommunautair handelsverkeer weer lager te maken, is als sluitstuk in 2007 de Europese verordening betreffende de procedure voor geringe vorderingen of “small claims” procedure geïntroduceerd. Ook dit is – net als het EBB en het EET – een procedure van communautair EU-recht, dat boven de nationale wetgeving staat. Het verleent ook weer een Europese titel tegen de debiteur. Net als de procedure voor het EBB is ook deze procedure bedoeld eenvoudig te zijn, zodat deze procedure zonder tussenkomst van een advocaat gevoerd kan worden. Wat ook praktisch is bij geringe vorderingen, want de bovengrens is EUR 2.000. Dat zul je aan een advocaat al snel kwijt zijn voor een procedure. De grens wordt in 2017 verhoogd naar EUR 5.000. Lees verder
Lopende procedures en faillissement steeds een puzzeltje
De vraag, wat er moet gebeuren met een lopende procedure als een van de procespartijen failliet verklaard wordt, is altijd weer ingewikkeld. De curator komt voor de vraag te staan, of de procedure moet worden overgenomen of niet. Extra ingewikkeld wordt het, wanneer er sprake is van vorderingen over en weer: er is een eis in conventie en een eis in reconventie. Naar aanleiding van die vraag heb ik mij (weer) eens verdiept in dit onderwerp en eens goed uitgediept hoe het nu zit met die samenhangende eisen over en weer. Dit leidde mij tot nieuwe inzichten in deze complexe materie. Wellicht een handig know how blog voor curatoren en voor wie nog meer van doen heeft met deze situatie.
Incasso binnen Europa – de Europese executoriale titel
De Europese wetgever heeft naast de eerder besproken mogelijkheid van een Europees Betalingsbevel (EBB) ook de mogelijkheid geïntroduceerd van het verkrijgen van een Europese Executoriale Titel (EET). De verordening (EET-Vo) is ingevoerd op 21 januari 2005. Voor het executeren van een buitenlands vonnis in Nederland (of het executeren van een Nederlands vonnis in het buitenland) is in 2000 de Europese verordening op de erkenning en tenuitvoerlegging van vonnissen (EEX-Vo) ingevoerd. De EEX-Vo is echter herzien (“herschikt”) in 2015. De verordening heette eerst ook wel “Brussel I”. De nieuwe versie noemt men EEX-Vo herschikt of ook wel “Brussel I-bis”. De schuldeiser kan nu bij de eigen rechter bekrachtiging van een verkregen vonnis vragen op de voet van art. 53 EEX-Vo (herschikt). Op basis daarvan kan het vonnis in heel Europa worden geëxecuteerd. Het EET biedt een alternatief voor het exequatur en kan ook in alle lidstaten (excl. Denemarken) ten uitvoer gelegd worden. Het EET wordt gevraagd aan de rechter in het land waar het vonnis of de titel tot stand is gekomen, dus in het land van herkomst van de titel. Een belangrijke beperking van het EET is echter dat het alleen kan worden verkregen voor niet betwiste vorderingen. Hoewel een aantal vorderingen, die een leek niet zou rekenen tot de niet betwiste vorderingen, toch vatbaar kan zijn voor een EET. Daarin schuilen risico’s voor de onoplettende debiteur. Deel 2.
Incasso binnen Europa – Europees betalingsbevel
Sommige onderwerpen moet je als advocaat natuurlijk helemaal niet belichten. Onder het motto “je moet een aap niet leren klimmen” is dit blog dus heel onverstandig, want voor je het weet gaat iedereen zelf aan de slag en ben je als advocaat overbodig. Maar het bloed kruipt waar het niet gaan kan. En ik denk dat het helemaal niet verkeerd is in deze wereld van Eurosceptici de burger te wijzen op de voortgang en de voordelen van Europese integratie van wettelijke regels en procedures. Europa is een trein, die langzaam en soms zo gebrekkig als een Fyra onvermijdelijk zachtjes voortdendert. Onvermoed gebeurt er meer dan men denkt. In een drieluik over grensoverschrijdende incasso van vorderingen binnen Europa deel 1: het Europees betalingsbevel. Lees verder